Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [31]Om hun land te stellen tot een [32]ontzetting, [tot] eeuwige [33]aanfluitingen; al wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn [34]hoofd schudden. 31. Of, stellende, enz., dat is, deze straffen daardoor veroorzakende en over hun hals halende; of opdat Ik daardoor vertoornd zijnde, hun land, enz. Vergelijk onder hfdst.27 vs.10,15; Klaagl.2:14; Micha 6:16, met de aantekening. 32. Dat is, stof van schrik en verwondering. Anders: verwoesting, alzo onder hfdst.19 vs.8, en hfdst.25 vs.9, en hfdst.29 vs.18, enz. 33. Of, schuifelingen, sijfelingen, pijpingen der eeuwigheid; tekenen van smaadheid en schande; zie 1 Kon.9:8; onder hfdst.19 vs.8, en hfdst.25 vs.9,18, en hfdst.29 vs.18, enz. 34. Zie 2 Kon.19:21.